de School van de Kraanvogel

De kracht van geen-kracht

Hoewel bekend is van Yang Luchan, de grondlegger van Yang-stijl Tai Chi, dat hij -zoals alle krijgskunstenaars aan het begin van de negentiende eeuw- met specifieke zware gewichten oefende heeft Tai Chi van zichzelf geen krachttraining; sterker, sneller of harder zijn heeft geen betekenis in Tai Chi, sterker nog: het kan averechts werken.

Voorbeeld van zo’n zware oefensteen; vaardigheid in het werken met zulke enorme gewichten maakte deel uit van Keizerlijke examens. Andere ‘objecten’ waarmee getraind werd waren zware hellebaarden (die vaak ruim honderd kilo wogen!), extra zware handbogen, enzovoorts. De foto komt van de Facebook-pagina van Dmitry Moiseev die zich specialiseert in dit soort oude trainmethodes.

Toch hebben we in mijn school ‘objecttraining’ – diverse soorten heel specifieke training waarbij wel degelijk gebruik wordt gemaakt van gewichten. Deze objecttraining is niet bedoeld om sterker te worden maar gericht op het doen toenemen van sensitiviteit en, daarnaast, om het ‘schaduwen’ te ondersteunen: in Tai Chi draait namelijk alles om gevoelsgewaarwording.

Echter, wij hebben één trainingsmethode die wel degelijk echte krachttraining is: voor de handen. Waarom is dat?

Op zich is die krachttraining voor de handen nergens voor nodig, maar het is de enige vorm van krachttraining die je energetische sensitiviteitsontwikkeling niet in de weg zit; en de reden om deze training erbij te houden is (behalve dat ik het persoonlijk gewoon leuk vind om te doen) eerst en vooral om de mind van de leerling tevreden te houden: “Oh, krachttraining mag niet maar dit mag gelukkig nog wél”. Later, als de leerling dan iets van het energetische niveau gaat ‘pakken’, heeft niets hem in de weg gestaan bij het ontwikkelen van de benodigde sensitiviteit – ook zijn eigen mind niet die anders geen vertrouwen gehad zou hebben in het ‘geen kracht’-principe. Maar eigenlijk doen we totaal niets met die handkracht.

Als je de tegenstander als een boom ziet zou je kunnen stellen dat ‘kracht-stijlen’ (harder, sterker, sneller enzovoorts) de stam kunnen omkappen doordat ze, als een houthakker, de uitstekende takken beetje bij beetje hebben afgebroken, net zolang tot ze bij de stam komen.

Stijlscholen zoals Tai Chi, Tit Khun, Baguazhang en dergelijke werken daarentegen meer als de wind: die is helemaal niet met het omhakken van de stam bezig maar omgeeft de hele boom zoveel mogelijk en blijft dat doen, ongeacht hoe de boom vervormt onder het waaien van de wind. Dus de boom buigt zus vanwege de wind maar overal is wind, dan buigt de boom zo vanwege de wind maar ook dan is er nog steeds overal wind: overal is wind, ongeacht hoe de boom meegeeft. Dan is de wind weer hier, dan weer daar, en de boom zoekt zich te verdedigen tegen een aanval die er helemaal niet is. Daardoor beweegt ze heen-en-weer, zus-en-zo, en omdat ze te stug is om de wind blijvend te volgen hakt de boom uiteindelijk zichzelf om.

De wind heeft geen vijand.

Dit noemen we, in Tai Chi-termen, ‘jin’ 勁. Jin staat lijnrecht tegenover ‘li’ 力. Hoewel een woordenboek beide termen als ‘kracht’ vertaalt is er een groot verschil:

Li 力 is de kracht die ik zelf inzet om een fysiek resultaat te bereiken. Jin 勁 daarentegen is de kracht die mijn tegenstander ervaart terwijl ik geen kracht heb ingezet.

Jin is de kracht van de wind.

Scroll naar boven